Week 1: Positief denken
Misschien heb je wel eens meegemaakt dat iemand jou plaagt. Ze zeggen stomme dingen of lachen je uit. Dat is niet leuk.
Ook kan het zijn dat iemand wel eens boos op je is geworden terwijl jij niet snapte wat je fout had gedaan. Misschien liet je iets vallen of was je even afgeleid waardoor je niet goed aan het opletten was.
Misschien kreeg je straf en mocht je niet meer logeren of naar de bioscoop. Dat is wel echt balen. Misschien maakte je dat wel boos of verdrietig.
Of wordt jij boos en verdrietig als je een onvoldoende haalt op school of verliest met voetbal, korfbal of hockey bijvoorbeeld.
Je kunt ook te maken krijgen met dat iemand ziek wordt of doodgaat dat is ook heel verdrietig.
Er zijn allerlei dingen waardoor jij misschien denkt. Hoe kan ik op zo’n moment nou positief denken?
Hoe moeilijk of lastig een situatie soms ook is je kunt altijd wel iets positiefs bedenken wat jou helpt om hier mee om te gaan.
Eerst is het in zo’n situatie belangrijk dat je boos, bang of verdrietig bent. dat is heel goed. dat heb je nodig dingen te verwerken om dat nare gevoel uit je lijf en je hoofd te krijgen. Daarna komt er op jouw tempo, op jouw moment iets bij je op waardoor je je weer positiever/ blijer wilt voelen. om daarna positief te kunnen denken. Jij gaat hiermee oefenen.
In welke situatie vond jij het heeeeel lastig om positief te denken?
Welke negatieve dingen dacht jij? Of deed je negatief? Werd je boos? maakte je iets kapot. Rende je weg? Waar had je het meeste last van? Werd je niet begrepen? Vond je het niet eerlijk? Dacht je dat je het niet goed had gedaan? Was je boos op jezelf of een ander?
Opdracht 1:
Schrijf komende dagen drie situaties op waarbij jij negatieve gedachten of gevoelens had. Wat deed je? Heeft het geholpen? Hoe kun je hier de volgende keer mee omgaan?
Gebruik het formulier: